Een tijd geleden is er een studie verricht waarbij een aantal genen geïdentificeerd zijn die een risico geven op chronische slapeloosheid. Allerlei nieuwsmedia – waaronder de NOS en RTL Nieuws – meldden de conclusie hiervan als volgt: ‘slapeloosheid zit in de genen’. Dergelijke berichten suggereren eigenlijk dat je niet zoveel aan slecht slapen kunt doen. Het is onlosmakelijk met je verbonden. Waarom nog moeite doen?
De deskundigen van de geweldige website medische-psychologie.nl namen echter de moeite dieper in het onderzoek te duiken. Zij kwamen hierbij tot een heel andere conclusie die naadloos aansluit bij de boodschap van dit artikel:
“Wat veel belangrijker is, is dat in het abstract wordt gezegd dat het gevonden verband 2,6% van de variantie verklaarde. Voor de niet-statistici onder ons zal ik het terugrekenen van de variantie naar de standaardafwijking maar achterwege laten, maar in de praktijk komt het er op neer dat als je gaat kijken naar de invloed die verschillende factoren op slapeloosheid hebben, ongeveer 98% niet genetisch is. Die andere ongeveer 2% is genetisch …”
Juist, 98% van de factoren die bij slapeloosheid horen zijn niet genetisch. Het onderzoek dat het tegendeel lijkt aan te tonen, maakt dit juist kraakhelder duidelijk. Met andere woorden: aanleg voor slapeloosheid hoeft er zeker niet voor te zorgen dat je ook daadwerkelijk slecht slaapt. Integendeel. Je kan zelfs uitstekend slapen.
En daarmee kom ik tot een boodschap die aansluit bij het stoïcisme: heeft het geen enkele zin om je druk te maken over zaken die je niet kan beïnvloeden. Je kan er totaal niks aan doen dat je blijkbaar een bepaalde aanleg voor slapeloosheid hebt. Omarm het of leg het naast je neer, maar maak je er in elk geval niet druk om. Focus in plaats daarvan op de factoren waar je wel controle over hebt. Bijvoorbeeld wat je doet en hoe je denkt. Dat verdient al onze energie en gaat een wereld van verschil maken!